Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [65]En dit zeg ik: [66]Het verbond, dat [67]te voren van God bevestigd is [68]op Christus, wordt [69]door de wet, [70]die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet [71]krachteloos gemaakt, om [72]de beloftenis te niet te doen. 65. Dat is, dit wil ik zeggen met het voorgaande exempel van menselijke verbonden of testamenten. 66. Dat is, dat dan veel meer het verbond Gods vast blijft, zonder verandering. 67. Namelijk met ede, Gen.12:2, en Gen.15:18, en Gen.17:4, en Gen.22:17; Hebr.6:14,15, enz., en met andere uiterlijke tekenen en zegelen. 68. Namelijk overmits het door den dood van Christus als des testamentmakers zou bevestigd worden, Hebr.9:15, dat ook Christus deze geestelijke zegeningen ons moest verdienen door een volkomen voldoening voor onze zonden, waarvan de ceremonien der wet voorbeelden waren; en dat wij dezelve niet kunnen deelachtig worden, dan door het geloof in Christus. 69. Alzo iemand hiertegen had kunnen zeggen, dat eer de wet gegeven was, het met de zaak van Gods verbond zo mocht gelegen zijn; maar als de wet gegeven is geweest, dat toen het verbond Gods zou veranderd zijn geworden; zo bewijst hier de apostel zulks ook onwaarachtig te zijn. 70. Dat is, dewijl de wet zoveel jaren daarna op den berg Sinai gegeven is. Het begin van deze vier honderd en dertig jaren moet gerekend worden van dien tijd aan, als God Abraham beval uit zijn land te vertrekken, Gen.12:1. Zie hiervan breder Ex.12:40; Hand.7:6. 71. Of, onvast. Grieks de wet, enz., en maakt het verbond, enz. niet krachteloos. 72. Zie vs.16.